Tsjechie.nl - Het afwisselende landschap

- de bekkens en gebergten van het Boheemse massief in het westen
- de Silezisch-Moravische corridor, een laaglandgebied tussen het Boheemse en het Moravische deel
- de bekkens en gebergten van het jongere plooiingsgebergte in Moravië, deel uitmakend van het westelijk deel van de Karpaten
 
De Boheems-Moravische hoogten, het Jesenikygebergte en de Karpaten vormen een natuurlijke scheiding tussen de stroomgebieden van rivieren waarvan de loop aan de ene kant is gericht op de Noord- en de Oostzee en aan de andere kant op de Zwarte Zee.

De rivieren de Elbe, Moldau, Sazava, Orlice, Jizera, Otava, Berounka en Eger voeren water uit het Boheemse bekken naar de Noordzee af. Het water van de Neisse en de Odra Oder stroomt naar de Oostzee.

De Morava, Dyje, Svratka en de Jihlava monden uit in de Donau, die naar de Zwarte Zee stroomt. Tsjechie heeft weinig natuurlijke meren. Het zijn voornamelijk door morenes opgestuwde meren in de gebergten, vooral in de Sumava.

De talloze, meest middeleeuwse kleine stuwmeertjes liggen vooral in Zuid-Bohemen en beslaan een oppervlakte van 415 km2. Tsjechie kent veel moderne stuwmeren, zoals in Vltava.

Tsjechie heeft een typisch landklimaat. De winters zijn koud en droog, de zomers warm en vochtig. Veel regen valt er tijdens de zomermaanden in de Karpaten als er vanuit het Middellands Zeegebied warme vochtige lucht wordt aangevoerd.

Aan de zuidkant van de bergketen stijgt de lucht op waardoor daar overvloedige stijgingsregens vallen. Dat leidt soms tot overstromingen in dat gebied waar de Oder en de Neisse ontspringen. Die overstromingen verplaatsen zich langs deze rivieren naar Polen en het oosten van Duitsland. Dat gebeurde bijvoorbeeld in 1947 en 1997.